S1, A2: In de jaren 90 wordt Amerika steeds meer een verdeeld en versnipperd land. In Waco wordt een religieuze sekte een bliksemafleider voor de angst voor overheidsinmenging tot in onze huishoudens. Diezelfde vrees voor complotten uit zich in de gangbare notie dat er buitenaardse wezens in ons midden leven. Ondertussen zorgen de afschuwelijke beelden van dode Amerikaanse soldaten die door de straten van Mogadishu worden gesleept, voor verdeeldheid over Amerika’s rol in de wereld. Zelfs in het kunstschaatsen voor vrouwen raken we verdeeld naar klasse in de Tonya-en-Nancy-sage. De klassenstrijd domineert de tv, met de opkomst van Jerry Springers reality-tv-show, terwijl echt geweld en teksten van rappers met elkaar vervlochten raken en Amerika zijn toevlucht neemt tot een nieuwe generatie medicijnen, zoals Vicodin en Prozac, om het allemaal nog aan te kunnen. Het binnenlandse geweld explodeert tijdens de bomaanslag in Oklahoma City en na een shutdown van de regering verklaart Bill Clinton dat het tijdperk van de 'grote overheid' voorbij is. Choquerende radiopresentatoren bereiken een gigantisch publiek, net als de rechtszaak van O.J. Simpson – die eindigt in een uitspraak die de natie polariseert. Maar wanneer Matthew Shepard tijdens een homofobe aanval wordt vermoord, veroordeelt een verenigd Amerika die daad. Een nieuwe dansrage verenigt het land ook: de Macarena. Rudy Giuliani beveelt een schoonmaakoperatie in New York City, en de hippe sitcom Friends wordt plotseling een gigantisch succes, samen met een zoekmachine voor een snelgroeiend instrument: het internet.
