S1, A2: Toen het honkbalseizoen van 1996 begon, zouden maar weinig toeschouwers hebben voorspeld dat er een dynastie zou worden geboren in de Bronx. Met een nieuwe beginnende korte stop en een nieuwe manager zou dat jaar een nieuw tijdperk inluiden in de geschiedenis van het Amerikaanse honkbal. Derek Jeter werd de bijzonderste van alle debutanten, een beginner die vanaf zijn eerste dag in de basisopstelling leek thuis te horen. Omringd door veteranen, een paar andere jonge talenten en natuurlijk de man die hij 'Mr T' noemde, manager Joe Torre, zou Jeter zich al snel ontpoppen als het kloppend hart van een team dat zijn eerste kampioenstitel in 15 jaar won. Daarna kwam het naseizoen, met een opeenvolging van onvergetelijke momenten, waaronder Jeters controversiële homerun in de achtste inning die zorgde voor een gelijkspel (volgens sommigen door de hulp van een fan), en tenslotte zorgde voor de overwinning van de Yankees. Vervolgens volgde een verbluffende comeback in de World Series, waarbij New York won na een 2-0 achterstand op de Braves tijdens deze herfstklassieker. De Yankees werden weer de kampioenen van de World Series en Derek Jeter werd als ster geboren. Jeter zou al snel uitgroeien tot een van de grootste beroemdheden van New York. Hij mengde zich tussen wereldsterren terwijl hij een reputatie opbouwde als ware professional op het veld. Vergelijkingen werden gemaakt met een andere jonge korte stop aan de andere kant van het land, Alex Rodriguez van de Mariners, met wie Jeter bevriend raakte. In 1997 schoten de Yankees tekort in de playoffs. Ze verloren van de Indians in de ALCS, maar in 1998 kwamen ze terug met een van de beste seizoenen uit de geschiedenis. Ze wonnen 114 wedstrijden en versloegen San Diego tijdens de World Series. Derek Jeter en zijn franchise stonden aan de top van de honkbalwereld. Het voelde alsof ze daar thuishoorden en het zag ernaar uit dat ze daar voor een hele lange tijd zouden blijven.
